In 1956 werd het motorvermogen opgevoerd van 25 tot 30 pk en werd de naam veranderd in Unimog 411. Een tweede, langere wielbasis was ook beschikbaar. Een jaar later werd de Unimog als optie leverbaar met een gesynchroniseerde transmissie in plaats van de tot dan toe gebruikte klauwbak. Tenslotte werd in 1959 de synchronisatie standaarduitrusting, nog een primeur voor landbouwtractoren.

Ook het exterieur van de Unimog veranderde: in 1957 kregen de gesloten versies met lange wielbasis een nieuwe cabine. Dankzij al deze innovaties en toevoegingen aan het gamma kwam het succes bijna vanzelf: in mei 1961 rolde de 50.000ste Unimog van de productielijn bij Gaggenau. Als model was de oorspronkelijke Unimog even onstuitbaar als zijn terreineigenschappen: het motorvermogen nam geleidelijk toe tot 32 en 34 pk. Het bleef het platform voor de Unimog-reeks tot de jaren 1970.

Tot 1966 had deze productreeks, die in 18 jaar werd gebouwd, in totaal 31 verschillende verkoopbenamingen met A, B, C, D, AF, BF, CF, AL, BL, CL, AFL, BFL, DFL, H, HL, HFL en een nummer voor continu vermogen (25, 30, 32, 34, 36 pk).

De letters werden gebruikt om aan te geven of het voertuig bijvoorbeeld was uitgerust met een cabriodak of een volledig stalen cabine, een persluchtsysteem, een aansluitingssysteem voor aanhangwagens of een hydraulisch systeem.

Pas in 1966 werden verkoopbenamingen zoals U 34 gebruikt. In totaal werden 39 verkoopbenamingen gebruikt voor de vier onderverdelingen van dit produktassortiment.

Ontwikkeling van de 411-serie van 1956 tot 1961

Het eerste model had een 30 pk motor. De vorm van de cabine bleef gelijk aan die van de 401 en 402 serie en werd vervaardigd door Westfalia. Er waren twee versies met wielbasis beschikbaar: 1720 mm en 2120 mm. Vergeleken met de 401-serie was de motorkaprand breder en doorlopend.

In 1957 was de motor krachtiger en ontwikkelde 32 pk. Maar de meest opmerkelijke ontwikkeling was de taxi. Nog steeds gebouwd door Westfalia, was de volledig stalen gesloten cabine nu groter met een gebogen panoramische voorruit. Deze U32 had een gesynchroniseerde versnellingsbak met 6 versnellingen voor de transmissie.

In 1958 werd de tank vergroot tot 60 liter.

In 1959 werd het op verzoek mogelijk de Unimog 411 uit te rusten met hydraulische rembekrachtiging voor aanhangwagens en een versnellingsbak met dubbele snelheid.

Unimog U 11a en U 411 geproduceerd van 1961-1964

De Unimog U 411a verscheen in oktober 1961. Hij werd aangedreven door de OM 636/VI-U 32 pk, viercilinder, viertakt, voorgechamberde dieselmotor met een cilinderinhoud van 1,8 liter.

Hij kon worden besteld met een open of gesloten cabine (type DvFJ).

De verschillen tussen de 411 en de 411a waren als volgt:

Hoewel ze op de latere 411 modellen verschenen, let op de langwerpige voorspatborden met gebogen hiel en de uit één stuk bestaande achterspatborden, verbreed met een rubberen strip die bij de banden past. De bumper van de U 411a heeft een uitsparing in de linkerhoek voor de bevestiging van gereedschap.
De motorkap, zonder grendels, kon volledig worden verwijderd met een snapslot.
Het platform, dat van staal was en op een “spin” was gemonteerd, reikte niet helemaal tot aan de bestuurderscabine, maar had toch een tussenruimte van 30 mm.
De zijwanden van het platform hadden vier planken, terwijl de U 411 er drie had.
De framehoogte van de U 411a werd verhoogd tot 120 mm in vergelijking met de U 411.
Het hydraulische systeem werd vernieuwd.
De U 411a kreeg de Model S handgeschakelde versnellingsbak met versterkte behuizing, die nu standaard gesynchroniseerd was.

In maart 1963 werd de 411A vervangen door de U 411b serie.

De U 411b had dezelfde motor als zijn voorganger, 32 pk. Het enige zichtbare verschil tussen de 411a en de 411b was de nieuwe as, die in twee helften was geschroefd en waarvan de naaf niet meer zichtbaar was.

Technisch onderscheidde de U-411b zich door de inbouw van een aanhangwagenremsysteem en een getrapte hoofdremcilinder, en was als optie leverbaar met een hydraulische stuurhulp van ZF.

De cabine werd ook aangeboden met driepuntsophanging.

Unimog serie 411 c modellen U34 en U36 geproduceerd van 1964 tot 1974

Unimog U34

De nieuwe U34 verscheen in 1964. De naamsverandering was het gevolg van de introductie van de 34pk motor. De U34 werd tien jaar lang geproduceerd. Gedurende deze jaren profiteerde de U 411c van voortdurende technische verbeteringen.

Nieuwe cilinderkoppen, een nieuw uitlaatsysteem en een verhoging van het toerental tot 2.750 omw/min stelden de motor in staat 34 pk te bereiken. De U 411c kreeg een aangepaste asverhouding om bij dit toegenomen vermogen te passen.

De cabine van de U 411c was identiek aan die van de U 411b, met driepuntsophanging en een zichtbaar voorste steunpunt onder de Mercedes-ster. De voorruit was 40 mm hoger. Hetzelfde gold voor de motorkap en de nieuwe as, die uit twee helften werd geschroefd.

De 406-serie completeerde het Unimog-gamma in 1963. De U34 profiteerde van enkele van zijn technologieën. De U34 kreeg de nieuwe montageplaatsteun en schokabsorberende rubberen aanslagen voor de assen.

Een nieuwe thermostaat voor het koelwater, die rechtstreeks op de cilinderkop werd geplaatst, behoorde ook tot de vernieuwingen.

Met de nieuwe Unimog 421-serie, die in 1966 verscheen, kon de U 411c ook onderdelen gebruiken zoals de scharnieren voor de achterste zijwand, die nu van plaatstaal waren gemaakt. Vanaf 1967, de bumper in het profiel van de U 421 variant.

Vanaf april 1966 werd de kleur veranderd in DB 6277 groen.

Unimog U36

In april 1968 werd het motorvermogen van de Unimog 411c-serie opgevoerd tot 36 pk.

De vermogenstoename werd bereikt door nieuwe cilinderkoppen, een nieuw uitlaatsysteem en door het toerental op te voeren tot 3.000 tpm. De wielbasis van de U36 werd met 450 mm vergroot tot een totaal van 2570 mm.

Wat de Unimog zo bijzonder maakte, was :

zijn echte vierwielaandrijving,
zijn grote snelheidsbereik,
zijn extra laadruimte.

Een brede waaier van werktuigen en uitrusting voor de Unimog

De Unimog dankt zijn veelzijdigheid niet in de laatste plaats aan een actieve uitrustingsindustrie. Het bedrijf heeft deze kans al vroeg onderkend en in nauwe samenwerking met Daimler-Benz honderden accessoires voor deze eerste werktuigdrager ontwikkeld. Deze kenmerken maakten de Unimog tot de ideale trek- en werkmachine voor gemeentelijke, industriële en commerciële werkzaamheden.

Uitgerust met een draaibare frontveegmachine, aangedreven door de voorste aftakas, was de 411c U 36-serie een ideaal voertuig voor de particuliere bouwsector.

De sproeiapparatuur voor het schoonmaken van bouwterreinen en wegen werd uit het vat op de hulplaadplaats gehaald.

Productiedata: 8/1956-1/1974

  • PR 411 (8/1956-10/1961)
  • PR 411a (10/1961-3/1963)
  • PR 411b (3/1963-4/1964)
  • PR 411c (4/1964-3/1974)

Model nr.: 7 (PR 411), je 3 (PR 411a/b), 8 (PR 411c)

Motor: OM 636.914 (1,7 liter 4-cilinder diesel)

Motorprestaties :

  • 18 kW (25 pk),
  • 21 kW (30 pk),
  • 23 kW (32 pk),
  • 24 kW (34 pk),
  • 26 kW (36 pk)

CC: 1.767 cc

Afmetingen: 5.030 x 2.150 x 2.630 mm

Wielbasis: 1.720 mm / 2.120 mm (U 411, U 411 a/b) en 2.570 mm (U 411 c)

Max. Gewicht: 3.150-3.550 kg (PR 411, 411 a/b),

Resp. 3200 – 5100 kg (PR 411c)

Laadvermogen/ 1.000 – 1.200 kg

Aantal geproduceerde eenheden: 39.851 eenheden

unimog411 lambert
Unimog U411 Cote
Unimog U411 face